Kinderen & Volwassenen

Minderjarigen in Nederland – iedereen die nog geen 18 jaar is – staan volgens de wet onder gezag. Over het algemeen hebben ouders het gezag. Als iemand anders het gezag uitoefent, is er sprake van voogdij. Met vrijwel dezelfde rechten en plichten als bij gezag.

Getrouwde ouders en ouders die een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan hebben automatisch het gezag over hun kinderen. Tenminste, als de mannelijke partner het kind heeft erkend. Vrouwen die met elkaar getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, krijgen ook automatisch samen het gezag over hun kinderen.

Het gezag over kinderen brengt rechten en plichten mee. Dat geldt voor ouderlijk gezag, gezamenlijk gezag (bijvoorbeeld een ouder met een niet-ouder) en gezamenlijke voogdij (als het kind geen ouders meer heeft). Je bent verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van het kind. Je bent ook diens wettelijke vertegenwoordiger, minderjarige kinderen mogen in veel gevallen niet zelfstandig officiële handelingen verrichten. Dat doe jij dan voor of namens het kind. Bijvoorbeeld met het zetten van een handtekening. Je bent als wettelijk vertegenwoordiger in die gevallen ook wettelijk aansprakelijk voor het doen en laten van het kind. Ook beheer je het eventuele vermogen van het kind.

Wie 18 jaar of ouder is, niet onder curatele staat en niet aan een geestelijke stoornis lijdt, kan gezag en voogdij uitoefenen. Zodra een kind 18 wordt, eindigen gezag en voogdij automatisch. Dat geldt ook voor kinderen die voordat ze 18 jaar worden, trouwen. Wel blijf je als ouders – of je nu gezag uitoefent of niet – onderhoudsplichtig totdat het kind 21 jaar wordt.

Toezicht op volwassenen
Niet alle volwassenen zijn (helemaal) in staat om voor zichzelf te zorgen. Bijvoorbeeld mensen met een verstandelijke handicap, met een psychiatrische ziekte, met een verslaving. Zij worden onder toezicht gesteld van iemand die hun zaken voor hen gaat regelen.

Er zijn drie vormen van toezicht: bewind, mentorschap en curatele.
Als iemand zelf niet (meer) goed met zijn of haar geldzaken kan omgaan, kan een bewindvoerder uitkomst bieden. Die regelt alleen de financiële zaken voor degene wiens vermogen onder zijn bewind is gesteld. De bewindvoerder wordt door de kantonrechter benoemd. Dat kan op verzoek van de persoon in kwestie zelf, diens partner, familie of door de officier van justitie. De kring van verzoekers tot instelling en opheffing van de beschermingsmaatregel is uitgebreid naar anderen die daarbij belang hebben. Wie onder bewind is gesteld heeft echter nog wel degelijk iets te vertellen en bepaalt voor veel handelingen samen met de bewindvoerder of deze gedaan mogen worden.

Als iemand wel voor zijn financiële zaken kan zorgen, maar niet voor zijn verzorging, verpleging of op andere persoonlijke vlakken, dan kan de kantonrechter een mentor benoemen. Die geeft dan advies en neemt zoveel mogelijk in overleg met de betreffende persoon beslissingen op deze gebieden.

Curatele gaat veel verder dan bewind en mentorschap. Iemand die onder curatele wordt gesteld kan of mag over bijna niets meer zelf beslissen. Wil zo iemand iets kopen, huren of lenen, dan heeft hij toestemming nodig van de curator. Of iemand onder curatele gesteld wordt, beslist de rechter.

 

Scroll naar boven